donderdag 7 augustus 2008

Beauty is in the eye of the beholder: teksten voor bezoekers (vervolg)

Dolhuys, Haarlem
Een tijdje geleden schreef ik al over teksten in musea. Voor wie schrijven we? Wie kijkt er over onze schouder mee als we aan het schrijven zijn? Onze collega's, andere (kunst)historici, recensenten, (gast)conservatoren en bruikleengevers beinvloeden het proces. Maar zij zijn niet de gemiddelde museumbezoeker, voor zover die bestaat natuurlijk.

Het zou zinvol zijn om eens een gesprekje te beginnen met enkele bezoekers in jouw instelling, of met mensen in je omgeving die wel eens (kunst)musea bezoeken. Dan krijg je een beter beeld van wat ze al weten en welk terrein nog onontgonnen is.

De meeste bezoekers zijn hoger opgeleid, geinteresseerd in kunst maar niet per definitie ervaren in het kijken naar kunst. Zij zijn slim en lezen kranten, literatuur en gebruiken internet. Vooral niet onderschatten dus, die museumbezoekers. Hun visuele geletterdheid is in de meeste gevallen echter nog in ontwikkeling. Het zijn nog geen supergetrainde beelddenkers. Het heeft dus geen zin om ze toe te spreken als volleerde kunsthistorici. Hoe moet het dan wel?

Misschien werkt het wel het beste de teksten te schrijven aan iemand die je goed kent, af en toe een museum bezoekt en interesse heeft in kunst (of een ander onderwerp). In mijn geval is dat mijn moeder. Zij zit op mijn schouder, leest mee en stelt vragen. Zinnige vragen: zoals 'jij zegt wel dat bij kunstenaar x vergankelijkheid centraal staat, maar hoe kan ik dat zien aan de getoonde objecten?' Best lastig hoor, zo'n moeder op je schouder. En natuurlijk heeft het zin anderen je teksten te laten lezen. Misschien laat je al je tekst lezen aan een collega? Goed. Maar is die persoon ook representatief voor jouw publiek? Misschien toch eens een baliemedewerker, kassiere of boekhouder vragen je tekst te lezen? Het uiteindelijke doel is dat zoveel mogelijk bezoekers van kunst genieten, toch? Zoals ze zeggen: Beauty is in the eye of the beholder. Maar dan moet de 'beholder' wel een beetje op weg geholpen worden.

Meer lezen over museumbezoekers en hoe zij naar teksten kijken? Lees dan dit onderzoek van ontwikkelingspsychologe Abigail Housen. Zij ontwikkelde in samenwerking met het MOMA in New York een methode om te onderzoeken hoe bezoekers reageren op beeldende kunst en hoe je dat kunt meten.

Even aanhaken bij de actualiteit: deze week zag ik een aflevering van Vinger aan de Pols waarbij Sander Simons berichtte over zijn gevecht met longkanker. Hij beschreef heel nauwkeurig hoe slecht veel dokters communiceren met hun patienten. Hij eiste bijvoorbeeld eerst de artsen te ontmoeten die hem gingen opereren. Iets dat niet als vanzelfsprekend werd beschouwd in het ziekenhuis waar hij werd behandeld. Ook vertelde hij dat patienten vaak niet goed voorbereid aan behandelingen beginnen en vergeten de dokters veel praktische zaken te melden zoals de duur van de behandeling. En de menselijke vraag: 'hoe gaat het, ligt u goed, kan ik u nog ergens mee helpen?', bleef vaak helemaal achterwege. Natuurlijk gaat communiceren met patienten over een hele andere orde van grootte dan communiceren met een museumpubliek, maar het zette me wel aan het denken over mijn eigen werk.

Geen opmerkingen: